BRZO bedrijven dienen in hun interne noodplannen het volgende op te nemen:
1. welke acties in geval van noodplannen worden ondernomen, ter beheersing van de gebeurtenissen en ter beperking van de gevolgen daarvan; waar relevant behoren noodzakelijke acties te worden vervat in overzichtelijke checklijsten die zijn toegespitst op specifieke taken in en/of fasen van ongevalsituaties;
2. hoe ervoor wordt zorg gedragen dat in een noodsituatie de relevante instructies en procedures direct voor de betreffende functionarissen op de daarvoor bestemde plekken beschikbaar zijn; op welke wijze een actuele stoffenlijst met belangrijke stofgegevens snel toegankelijk is voor interne en externe hulpverlenende organisaties;
3. wie waarvoor verantwoordelijk is en wie welke bevoegdheden heeft; en ieder geval:
– welke personen (namen en functies) bevoegd zijn om noodprocedures in werking te laten treden en welke persoon belast is met de leiding en coördinatie van maatregelen ter bestrijding van een ongeval binnen de inrichting;
– welke persoon (naam en functie) verantwoordelijk is voor de contacten met de voor het externe noodplan verantwoordelijke autoriteiten;
4. welke middelen er nodig en aanwezig zijn om adequaat op te kunnen treden, waaronder ook voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen en reddingsapparatuur;
5. welke maatregelen worden getroffen ter beperking van de risico’s voor personen binnen de inrichting,
6. waaronder het alarmsysteem en de gedragsregels bij het afgaan van alarm;
7. welke voorzieningen zijn getroffen voor interne en externe coördinatie en communicatie tijdens noodsituaties, waaronder in ieder geval:
– de regelingen om de autoriteit die verantwoordelijk is voor het in werking laten treden van het externe noodplan bij een ongeval snel in te lichten, de inlichtingen die onmiddellijk aan de externe autoriteit behoren te worden verstrekt en de regelingen voor het verstrekken van uitvoeriger inlichtingen, wanneer deze beschikbaar komen;
– de regelingen voor de verlening van steun aan externe bestrijdingsmaatregelen
8. eenduidige aanduiding van de locatie van de opvangplaatsen voor externe personen, evacuatieplaatsen en crisiscentra en registratie van een ieder die het terrein van de organisatie betreedt of verlaat.
9. op welke wijze eigen personeel en dat van (onder)aannemers van werk, worden opgeleid voor het vervullen van de taken die van hen worden verwacht bij het voorbereid zijn en reageren op noodsituaties en indien nodig de coördinatie hiervan met externe hulpdiensten;
10. desgewenst de wijze waarop terugkeer naar de normale situatie is geregeld en hoe aan eventueel noodzakelijke nazorg (zowel wat betreft technische maatregelen als nazorg ten behoeve van personen) invulling wordt gegeven.
Voor een aantal van de bovenstaande punten (zoals opleiding) geldt dat in het noodplan kan worden verwezen naar het betreffende onderdeel in het VBS.
De organisatie behoort een interne Bedrijfshulpverlening (BHV) op te zetten. BHV-ers behoren:
– een duidelijke taakomschrijving te hebben;
– voldoende te zijn opgeleid;
– over voldoende middelen te kunnen beschikken.